Ook Nederlands onderzoek toont relatie COVID-19 en parodontitis aan
Een recente studie uitgevoerd in een Zwols ziekenhuis bevestigt de eerder gelegde relatie tussen het slechtere verloop van een COVID-19 infectie en parodontitis. Voor dit onderzoek werden net als de eerdere studie uit Qatar van 1 jaar geleden röntgenopnamen gebruikt om de ernst van de parodontale afbraak vast te stellen. Daarnaast werd in de Nederlandse studie ook het aantal verloren elementen gescoord.
De auteurs constateerden een significante relatie tussen een slechter verloop van de COVID-19 infectie en (ver)gevorderde parodontitis als ook meer verloren gebitselementen. Echter na correctie van de bekende risicofactoren voor een slechtere uitkomst van een COVID-19 infectie, zoals leeftijd, chronische ziekten en overgewicht, was de correlatie met de ernst van parodontitis en het aantal verloren gebitselementen niet langer significant.
Dit betekent dat parodontitis geen onafhankelijke risicofactor is voor een slechter verloop van een COVID-19 infectie. Desalniettemin onderstreept ook deze studie het belang van parodontale screening en behandeling in de algemene en de mondhygiëne praktijk, zodat het risico op een slechte uitkomst van infectieziektes zoals COVID-19 afneemt bij ouderen met een eigen dentitie en lijdend aan chronische ziekten of overgewicht.
parodontale screening en behandeling is cruciaal bij ouderen met parodontitis stadium III en IV en co-morbiditeit |
Opzet van de studie
In deze retrospectieve studie werden 1730 patiënten van het ziekenhuisbestand geselecteerd, die tussen maart en oktober 2020 een positieve PCR-test voor COVID-19 hadden. Uiteindelijk konden hiervan slechts 133 patiënten geïncludeerd worden voor het onderzoek, omdat zij voldeden aan het criterium dat zij minder dan 5 jaar geleden de afdeling kaakchirurgie van het ziekenhuis hadden bezocht en er een OPG was gemaakt (uiteindelijk was dit voor de onderzochte groep gemiddeld 2 jaar geleden).
De diagnose parodontitis werd op basis van de OPG gesteld als er bij twee of meer elementen die niet naast elkaar gelegen waren sprake was van botverlies > 1/3 deel van de wortellengte (stadium III en IV van het nieuwe classificatiesysteem). Deze beoordeling van de bothoogte werd uitgevoerd door 3 geblindeerde onderzoekers en zij excludeerden elementen met botverlies in relatie tot endoparo-problemen, radixfracturen, geïmpactieerde M3’s, cariës en restauratieve factoren van de studie. De onderzoekers scoorden daarnaast het aantal afwezige elementen, waarbij implantaten niet mee gerekend werden.
Voor de algemene gezondheidsstatus van de onderzochte patiënten werden de elektronische gegevens gebruikt, die aanwezig waren in het ziekenhuis. Het verloop van de COVID-19 infectie werd ingedeeld op basis van de WHO criteria, namelijk mild, ziekenhuisopname, of IC behandeling en/of overlijden.
Resultaten
Ten opzichte van de gehele populatie COVID-19 geïnfecteerde patiënten van het ziekenhuis was de onderzochte groep significant jonger en hadden zij een significant lagere BMI (zie onderstaande tabel). In deze tabel staan tevens de medische risicofactoren genoteerd, die een significante relatie hebben met een slechter verloop van een COVID-19 infectie. In de onderzochte populatie waren echter de BMI en chronische nierziekten niet significant geassocieerd met een slechter verloop.
COVID (n=1730) | COVID+OPG (n=133) | mild verloop | ziekenhuisopname | IC/overleden | |
leeftijd | 66 jr | 62 jr | 57 jr | 64 jr | 76 jr |
mannelijk geslacht | 48 % | 46 % | 35 % | 53 % | 76 % |
body mass index | 28 | 27 | 26 | 27 | 28 |
diabetes mellitus | 16 % | 11 % | 17 % | 33 % | |
hart- en vaatziekte | 49 % | 42 % | 47 % | 81 % | |
nierziekte | 10 % | 7 % | 7 % | 24 % | |
roken | 9 % | 7 % | 13 % | 10 % | |
paro stadium III en IV | 14 % | 9 % | 15 % | 57 % | |
aantal elementen | 16 | 17 | 19 | 10 | |
endentaat | 31 % | 34 % | 13 % | 43 % |
Wat betreft de mate van parodontaal botverlies bleek slechts 14% van de onderzochte dentate populatie een stadium III tot IV te hebben. De associatie tussen het botverlies en het slechtere verloop van een COVID-19 infectie was significant en de patiënten met parodontitis stadium III of IV hadden een 6x grotere kans op een IC behandeling of overlijden. Ook het aantal verloren gegane elementen vertoonde een significante relatie met een slechter verloop van de COVID-19 infectie. Dat wil zeggen dat patiënten met minder gebitselementen een hogere kans hadden op een IC behandeling of overlijden, maar er was geen significante relatie voor edentaten.
Tot slot werd onderzocht of het alveolaire botverlies en het aantal verloren gegane elementen onafhankelijke risicofactoren waren voor een slechter verloop van de COVID-19 infectie. Hiervoor werden multivariabele regressie analyses uitgevoerd en werden de relaties tussen parodontitis en COVID-19 gecorrigeerd voor de andere verstorende en afhankelijke risicofactoren. Na deze analyses bleek zowel de relatie tussen de mate van botvlies als het aantal verloren elementen en een slechter verloop van COVID-19 niet meer significant te zijn.
COVID-19 positieve patiënten met parodontitis stadium III tot IV hebben een 6x grotere kans op IC behandeling of overlijden |
Conclusies en discussie
De huidige studie uitgevoerd in een Nederlands ziekenhuis toont aan dat gevorderd en vergevorderd botverlies rondom gebitselementen net als het aantal verloren gegane elementen geen onafhankelijke risicofactoren zijn voor een slechter verloop van een COVID-19 infectie. Echter COVID-19 patiënten die lijden aan hart- en vaatziekten, diabetes of chronische nierziekten met parodontitis stadium III of IV hebben een aanzienlijk hoger risico op een slechter verloop of uitkomst van de infectie. Deze uitkomst benadrukt opnieuw het belang van een gezond en stabiel parodontium in medisch gecompromitteerde patiënten voor het risico op ernstige infectieziekten.
De grootste beperkende factor in deze studie is het aantal onderzochte patiënten en daarmee de kleine aantallen in de uiteindelijke statische analyses. Hiervoor is de incidentie van stadium III en IV relatief laag, wat de noodzaak voor een grotere onderzoekspopulatie verhoogd, ondanks dat het percentage van 14% in de huidige populatie overeenkomt met het voorkomen van (ver)gevorderde parodontitis in de gehele bevolking. Daarnaast speelt hierin ook een rol dat het percentage patiënten met een ernstiger verloop eveneens relatief laag is. Daarom kan de huidige studieopzet, zoals ook gesuggereerd wordt door de auteurs, een voorbeeld zijn voor andere studies. Als de uitkomsten van een groot aantal andere ziekenhuizen in Nederland toegevoegd zouden worden aan de huidige kunnen de uitkomsten aan kracht winnen.
Een andere beperkende factor voor de interpretatie van de huidige uitkomsten is het ontbreken van informatie over de klinische status van de aanwezige parodontitis. Is deze behandeld en onder controle gebracht, waardoor de mate van parodontale ontsteking is afgenomen en laag is? De parodontale ontstekingsgraad is namelijk van belang voor de systemische effecten en daarmee de potentiële beïnvloeding van de immunologische respons op de COVID-19 infectie, maar ook op de vatbaarheid voor de infectie. Als er namelijk nog veel parodontale ontsteking aanwezig is en er met andere woorden een substantiële sub- maar ook supraginigvale biofilm aanwezig is, verhoogt dit de hechting van het coronavirus aan de mucosa van de keel en uiteindelijk de bronchiën (lees hiervoor ook de medische verklaringen voor de link tussen paro en COVID-19 op de pagina Parodontitis is geassocieerd met COVID-19 complicaties).
de relatie tussen parodontitis en de algemene gezondheid is gebaseerd op gemeenschappelijke risicofactoren |
lees ook de pagina De relatie tussen parodontitis en de algemene gezondheid op onze website, die geschreven is voor patiënten